✍️ Aantekeningen op weg naar mijn boek
Soms helpt het om mijn aantekeningen te maken.
Om de boel helder te krijgen.
Het volgende stukje is zo’n aantekening. Een terugblik. Een poging om te verwoorden hoe er binnen reformatorische kring werd omgegaan met uitputting, stress en overbelasting — vóór de tijd van podcasts, diagnoses en open gesprekken.
😶 Moe maar geen woorden
Voor 2000 werd er binnen reformatorische kringen nauwelijks gesproken over dingen als burn-out, prenatale of postnatale depressie, chronische stress of traumatische geboorte-ervaringen. Die begrippen bestonden wel, maar kregen weinig aandacht.
Vooral vrouwen die uitgeput waren — lichamelijk of mentaal — wisten vaak niet eens wat er met hen aan de hand was. Laat staan dat ze hulp kregen. Ze werden overspannen genoemd. Soms volgde opname. Maar echte begeleiding? Die was er zelden.
💪 Doorgaan. Altijd doorgaan.
Vooral vrouwen van vóór 1970 groeiden op met het idee: Niet zeuren. Niet klagen. Gewoon doorgaan. Die houding kwam ergens vandaan: na de oorlog was er schaarste, verlies, wederopbouw. Er was weinig ruimte voor emotie. Je had je plicht, je gezin, en vooral: doorgaan waar mogelijk.
Daar kwam voor reformatorisch mensen ook nog geestelijke component bij: zondebesef, faalgevoel tegen over God en mensen, verootmoediging over zwakheid. Daardoor werd zelfzorg niet alleen als luxe gezien, maar soms zelfs als verdacht. Alsof je minder geestelijk was als je grenzen aangaf en daarmee te maat niet haalde bij God.
🧱 Leven in een gesloten systeem
Voor de komst van internet en sociale media leefden sommige reformatorische vrouwen in een heel kleine wereld. Wat je hoorde, kwam uit de preek, van de vrouwenvereniging, of uit een Gezinsblad. Misschien uit een bibliotheekboek.
Maar er was weinig toegang tot verhalen van andere vrouwen met dezelfde worsteling. Er werd niet gevraagd: Waarom ben ik zo moe? Waarom trek ik dit niet meer?
Het gevolg? Veel vrouwen leden in stilte — zonder woorden voor wat ze voelden.
🙏 Geestelijke leiding zonder begeleiding
Tot in de jaren 2000 had het pastoraat in veel kerken een duidelijke structuur.
Geestelijke leiding betekende vaak: vermanen, niet begeleiden.
"Ik trek dit niet meer" zeggen?
Dat klonk al snel als falen — niet alleen in de ogen van anderen, maar ook in je eigen geweten.
Een zeldzame uitzondering was ds. Elshout. Hij schreef openhartig over zijn eigen depressieve perioden. Zijn boekjes werden voor veel vrouwen (en mannen) een bron van herkenning en troost. Mijn moeder las zijn boeken graag. Spurgeon niet.
👵Die was te evangelisch.
👩👧👦 Rolpatronen en onzichtbare druk
Vóór 2000 was het vanzelfsprekend: vrouwen zorgden, mannen werkten.
Een moeder met jonge kinderen was altijd beschikbaar.
Werken combineren met moederschap? Grenzen aangeven?
Zeggen dat je het huishouden niet aankon of dat je er helemaal doorheen zat?
Dat voelde al snel als falen.
En als je dan tóch instortte, zocht je de schuld vaak bij jezelf.
Wat doe ik verkeerd?
🔄 De verandering na 2005
Gelukkig is er iets aan het schuiven gegaan.
– Burn-out, postnatale klachten en stress werden na 2005 veel vaker besproken, ook binnen christelijke contexten (bijv. Eleos, De Hoop, blogs, podcasts).
– Vrouwen vinden andere stemmen — via boeken, social media, coaching.
– Het besef groeit dat zelfzorg géén zonde is — al blijft dat in sommige kringen nog steeds iets moeilijks.
Maar de invloed van het oude denken is niet weg. In gezinnen en kerken waar die oude normen nog sterk zijn, blijft het moeilijk om je uit te spreken. Veel vrouwen zwijgen nog steeds over hoe moe ze eigenlijk zijn.
🌱 Een nieuwe gehoorzaamheid
Toch zie ik ook iets moois: steeds meer vrouwen durven wel te benoemen wat er speelt. Ze leren luisteren naar hun lichaam wn psyche. Naar hun grenzen.
En dat — dat is óók gehoorzaamheid.
Niet aan regels of verwachtingen, maar aan de werkelijkheid van hoe God je gemaakt heeft.
Met een ziel én een lichaam.
Met liefde, maar ook met grenzen.
---
P.S.
Ook bij mannen werd aan overspanning of uitputting zelden echt een plek gegeven. We kunnen wel doen alsof burn-out iets van nu is, maar het was er altijd al — het had alleen geen naam, of werd weggeschoven als “nerveuze instorting”, “zenuwen” of gewoon “te veel hooi op je vork”.
In 1974 schreef de Amerikaanse psycholoog Herbert Freudenberger al over burn-out bij hulpverleners. Maar binnen kerken en gezinnen bleef het lang stil. Het idee dat een man (net als de vrouw) “het gewoon moest volhouden” zat diep. Veel mentale instorting kwamen veel te laat aan het licht... pas als het echt niet meer ging: ziekenhuisopname, etc. Dus nee, het is niet iets van deze tijd. We hebben er alleen langzaam woorden voor leren vinden.
👉 Heb jij herinneringen aan hoe er vroeger werd omgegaan met uitputting, stress of instorting? Bij jezelf, je ouders, in je omgeving? Ik hoor graag je verhaal — ook een kleine anekdote of losse flard kan helpen om het beeld completer te maken.
Stuur gerust een berichtje of reageer (anoniem kan ook) onder deze blog.
Wat een mooie, goede blog! Ik ga een linkje plaatsen in mijn blog naar deze!:)
BeantwoordenVerwijderen