Het bleef maar rondzingen op de achtergrond: hoe we weggingen uit de Gereformeerde Gemeente, hoe ik toen worstelde met de vraag of we wel móchten gaan, en de bijbelteksten waar ik me aan vastklampte om te durven.
Toen ik mijn onderzoek afrondde dacht ik: maar dít laat ik liggen. Ik kijk hier later wel naar. Misschien sla ik het zelfs over. Ik schaam me ervoor. Die tekst was niet voor ons, maar voor het volk Israël. En toch nam ik hem alsof hij persoonlijk aan mij gericht was.
Maar het bleef terugkomen.
En vannacht droomde ik ervan. Ik zag het papier weer voor me. De brief aan mijn ouders. En dat vers weer: Zegt de kinderen Israëls dat zij voorttrekken.
Ik werd wakker en dacht: oké. Blijkbaar ben ik er niet klaar mee.
Ik weet precies waar de brief ligt: opgevouwen A4’tje in een plastic tasje, 25 jaar oud. Ik ga ’m lezen. En er over schrijven.
📌Dus… wordt vervolgd!

Geen opmerkingen:
Een reactie posten
Super dat je reageert! 😄