14 jul 2025

Een telefoongesprek dat alles veranderde

📞 Een telefoongesprek dat alles veranderde.
En toch... hield Hij ons vast.

Onder het plaatje staat een nieuw fragment. Ik gebruik het als ondergrond voor mijn memoir. De uitspraken zijn bijna letterlijk zoals ze toen door de ouderling gezegd werden (soms iets milder gemaakt). 

J. belt de ouderling. Ik wil er absoluut niet bij zijn. Terwijl hij beneden zit, zet ik Han onder de douche. Gedachteloos spoel ik het sop uit zijn haren — tot hij opeens begint te huilen. Hij houdt niet van water dat langs zijn wangen loopt.

‘Stil maar, het is bijna klaar. Je bent een grote jongen. Goed zo.’
Ik droog hem af terwijl ik zachtjes neuriënd "Stil maar, wacht maar, alles wordt nieuw…” zing.
Maar mijn hart slaat telkens over van spanning.

In de slaapkamer trek ik hem zijn pyjama aan. De geur van de Zwitsalshampoo hangt nog in zijn haren.
Ik kruip naast hem in zijn bed — misschien helpt het ons allebei om tot rust te komen.
Zachtjes schurkt hij zich tegen me aan, zijn ruggetje warm tegen mijn buik — met baby erin. 
Hij snikt nog na als ik begin voor te lezen.

Vijf minuten. Tien minuten.

Dan hoor ik eindelijk de voetstappen van J. op de trap.
Ik stop met lezen, stop Han lekker in en ga naast het bed staan.
‘Zullen we samen met hem bidden?’
J. knikt en slaat zijn arm om me heen.

We bidden het versje dat we zo vaak voor het slapengaan met hem zingen:

Han gaat slapen, Han is moe;
Han doet z’n beide oogjes toe,
Heere houdt ook deze nacht,
Over Han getrouw de wacht...

Hij vindt het prachtig en weet gewoon niet naar wie hij moet kijken: naar J. of naar mij.
‘Aam!’ zegt hij hartgrondig.

In onze eigen slaapkamer gaan we naast elkaar op bed liggen.
Het lijkt net een veilig eiland nu de klossen eronder staan.

‘En?’ vraag ik, terwijl ik me op mijn zij draai. Ik speur zijn gezicht af. Maar ik weet het al.
Hij schudt zijn hoofd.

“Ze komen terug. Voor een ambtelijke vermaning.

In de tussentijd mogen we geen oudvaders meer lezen,” zei hij. “We zouden die verkeerd uitleggen — ‘naar onszelf toe’. En we mogen ons gedachtegoed niet verspreiden, ook niet onderling samenkomen. Doen we dat toch, dan maken we ons schuldig aan tweedracht zaaien in de gemeente. Dit is een ambtelijke vermaning. Dat zei hij.”

‘En schrijven? Mogen we uitleggen wat we bedoelden op het huisbezoek?’
“Ik heb het twee keer gevraagd,” zegt J., “en het was twee keer ‘nee’. 
Aan het eind van het gesprek vroeg ik nog: ‘Wat kunnen wij dan verwachten als jullie komen?’

Houd je vast, Arieth.... ze komen uitleggen dat dopen een probleem wordt wanneer we blijven denken dat er onbijbelse elementen in de preek aanwezig zijn. We moeten onze mening herzien en belijden dat de prediking van onze dominee de waarheid is. (Je kunt het bij Luther terugvinden, zei hij.)

Ik probeerde nog iets uit te leggen, maar hij onderbrak me en zei:
‘Ik hoor het al… Vermeulen — u bent een heel eind bekeerd — straks denkt u nog dat u een kind van God bent.’

Toen hing hij op.”

Ik kan alleen nog maar fluisteren:
‘Waarom?’

We klemmen ons aan elkaar vast.
Opeens…
Opeens kan ik mijn tranen niet meer binnenhouden.

Waarom zou ik ook?
De ouderling, met wie ik samen aan één Tafel zat, uit één beker dronk, van één brood at…
Hij is veranderd in een vijand.

Het verscheurt me vanbinnen. 

PS

Terwijl ik dit opschrijf, komt een oude tekst weer bij me boven. 
In de tijd dat ik in de Gereformeerde Gemeente leerde zoeken naar God (1987) - een paar jaar voor ik mijn man leerde kennen - was er één vers waar ik telkens troost in vond:

“En Ik zal de blinden leiden door den weg, dien zij niet geweten hebben;
Ik zal ze doen treden door de paden, die zij niet geweten hebben;
Ik zal de duisternis voor hun aangezicht ten licht maken, en het kromme tot recht;
deze dingen zal Ik hun doen, en Ik zal hen niet verlaten.”

(Jesaja 42:16)

Hij zou leiden. 
Hij zou me niet verlaten.

Jaren later ontdekte ik dat deze woorden in de eerste plaats tot Israël gesproken zijn. Ik nam er afstand van als persoonlijke belofte. Maar iets ervan bleef in mijn hart leven — de woorden droegen de glans van Zijn karakter — het hart van degene die mij liefheeft: ijn trouw, Zijn leiding, Zijn bewogenheid.

Nu ik terugkijk, verrast het me:
Hij dééd het.

Hij heeft mij geleid op een weg
die ik niet herkende,
niet verwachtte,
niet doorgrondde.

Hij maakte de duisternis licht,
en het kromme recht.
Hij verliet me ons niet.

Dat geeft hoop op Hem, ook voor de toekomst.

© Aritha – Alle rechten voorbehouden.

4 opmerkingen:

  1. Anoniem7/15/2025

    Wat gaat het in het leven soms akelig diep..! Maar juist door die diepten heen, leren we het meeste. Ik denk dat het goed is dat je deze ervaringen deel. Want ze staan niet op zichzelf. Er zijn heel veel situaties die in ieder geval gedeeltelijk hetzelfde zijn.

    Bea.

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Anoniem7/17/2025

    Hier zijn toch werkelijk geen woorden voor. Maar goed dat je het deelt en wat fijn dat Jesaja je helpt om altijd op God te kunnen vertrouwen.
    Gerda R

    BeantwoordenVerwijderen
  3. Pijnlijk verdrietig. Dan blijft bidden over... Het mooiste vind ik, dat ik geen verwijten hoor, enkel een liefeldevolle beschrijving van hoe het is gegaan. En hoeveel pijn het jullie gedaan heeft...

    BeantwoordenVerwijderen

Super dat je reageert! 😄